Recensie door Arend Smilde
Walter Hooper, C. S.
Lewis. A Companion and Guide
HarperCollins,
London 1996
Het gaat in Nederland weer goed
met C. S. Lewis (1898–1963), een van de best
schrijvende christenen van deze eeuw.
In 1947
verscheen hier voor het eerst een boek van hem, Brieven uit de hel, en
in de daarop volgende vijftien jaar werd er gemiddeld meer dan een boek per
jaar van hem in het Nederlands vertaald. Maar toen verscheen er vijfentwintig
jaar lang bijna niets nieuws meer. Sommige Lewis-titels werden nooit herdrukt, andere
ontwikkelden zich tot wat uitgevers en boekhandelaars wel “de gestage drup”
noemen. Zo kreeg Brieven uit de hel in de afgelopen halve eeuw zestien
herdrukken. De boeken die uit de handel verdwenen, zoals de roman Het
wordend aangezicht of het populair-theologische werkje Gods megafoon,
en vooral zijn autobiografische boek Verrast door vreugde, behoren in
het tweedehands-circuit nog steeds tot de gezochte titels, die in antiquariaten
nooit lang op de plank staan.* Reden genoeg voor uitgevers om Lewis niet
helemaal af te schrijven, zou je zeggen.
Een van de
eerste boeken die Lewis schreef was een science-fiction-verhaal, waaruit later
een trilogie ontstond. De eerste twee delen hiervan werden rond 1960 in het
Nederlands vertaald. In 1981 zorgde Uitgeverij Oosterbaan & Le Cointre voor
het derde deel en gaf het geheel opnieuw uit als “Ruimte-trilogie”. Vervolgens,
in 1983, begon uitgeverij West-Friesland in Hoorn met een nieuwe Nederlandse
uitgave van de Narnia-verhalen, een serie van zeven kinderboeken die in de
jaren vijftig in Nederland niet zozeer vertaald alswel verminkt was. Maar na
het derde deel kwam er een eind aan dit project, en trouwens ook aan uitgeverij
West-Friesland.
In 1984
verscheen bij uitgeverij Voorhoeve in Den Haag een bloemlezing uit het werk van
Lewis, getiteld Met reden geloven: C. S. Lewis over denken en geloof.
Dit boek is nu twee keer herdrukt en nog steeds verkrijgbaar. Zoals de titel
aangeeft, is het een selectie van passages waarin Lewis het christelijk geloof
verdedigt met een beroep op het verstand. Daarmee heeft dit boekje misschien
mede gezorgd voor een aanzienlijke versmalling van Lewis’ reputatie in
Nederland – uiteraard voor zover hij een reputatie heeft. Het beeld van Lewis
als de rationele of zelfs rationalistische christenstrijder is niet helemaal
uit de lucht gegrepen, maar klopt toch niet met de werkelijkheid. Als reden om
Lewis te bewonderen of te verguizen is dit beeld in elk geval ontoelaatbaar
eenzijdig.
Een echte
herleving op het gebied van Nederlandse Lewis-vertalingen is er eigenlijk pas
sinds 1987. Uitgeverij Wever kwam toen met een herdruk van de vertaling van A
Grief Observed, het boekje dat Lewis schreef naar aanleiding van de dood
van zijn vrouw in 1960. Het was in 1962 door H. M. van Randwijk vertaald onder
de titel Notities van een nabestaande, die nu veranderd werd in Verdriet,
dood en geloof. Kort daarop veranderde ook de uitgeverij van naam: Wever
werd Van Wijnen. Twee jaar later verscheen bij Van Wijnen Brieven aan
Malcolm over het gebed, een nog niet eerder vertaald boek van Lewis; en in
1992 een nieuwe vertaling van De vier liefdes. Weer twee jaar later
volgde de nieuwe titel Wonderen.
Al deze titels
lijken wel “blijvertjes” te worden, of al te zijn. Van Wijnen is dan ook nog
meer van plan. Het eerst aan de beurt is een heruitgave van Het wordend
aangezicht. Dit boek werd veertig jaar geleden vertaald door Max Schuchart,
die zijn vertaling voor deze gelegenheid herziet. Lewis sloeg deze roman onder
zijn eigen werken het hoogste aan, maar het is – ook in het Engels – altijd een
merkwaardig onbekend boek gebleven. (Er zou misschien eens een film van gemaakt
moeten worden; daar leent het zich goed voor.) Voor Lewis’ honderdste
geboortejaar, 1998, staat een nieuwe vertaling van Verrast door vreugde op
het programma. Daarna wil Van Wijnen een essaybundel van Lewis uitbrengen. De
Narnia-boeken kregen in 1989 een nieuwe kans bij uitgeverij Leopold in
Amsterdam, en in 1993 waren alle zeven delen verschenen.
Inmiddels, want
zo gaat dat in uitgevend Nederland, is ook Kok in Kampen zich gaan roeren,
althans Kok-Voorhoeve, de vroegere Voorhoeve uit Den Haag. Trouwens niet alleen
Kok-Voorhoeve, ook uitgeverij Boekencentrum in Zoetermeer had plotseling
interesse voor Het wordend aangezicht – dat een jaar of vijfendertig als
het ware voor het oprapen had gelegen – juist op het moment dat Van Wijnen er
de rechten op verwierf. Kok-Voorhoeve komt echter binnenkort met weer iets heel
anders van Lewis: De afschaffing van de mens, een cultuurkritisch en
moraalfilosofisch werkje uit 1943 (dat zonder veel veranderingen als antwoord
zou kunnen dienen op het Atheïstisch manifest uit 1995 van de Leidse
filosoof Herman Philipse). Bovendien verschijnt in Kampen binnenkort een
volwaardige biografie van Lewis. Dit boek verscheen oorspronkelijk in 1988 en
is geschreven door George Sayer, die bijna dertig jaar lang een goede vriend
van Lewis was.
Het laatste
nieuws van het front is dat Kok dit najaar met een vertaling komt van A
Severe Mercy. Dit is geen boek van Lewis, maar van Sheldon Vanauken, een
Amerikaan in wiens leven het contact met Lewis (eerst via zijn boeken, later
persoonlijk) een grote rol speelde. De titel (“Een strenge genade”) is ontleend
aan een brief van Lewis. Dit boek is overigens ook afgezien van de Lewis connection
lezenswaardig – om redenen die bijna iedere lezer zal beamen maar die banaal
klinken als ze worden uitgesproken.
In Nederland
mag er nog veel te doen zijn voor uitgevers die weer met Lewis aan de slag
willen, in de Engelstalige wereld is de koek zo’n beetje op als het om nieuwe
titels gaat. Heel wat boeken van Lewis hebben enorme oplagen bereikt en blijven
bestsellers. Mere Christianity, verschenen in de jaren veertig, behoort
een halve eeuw na dato bijna permanent tot de top twintig van Engelstalige
religieuze boeken. Geen wonder dat Lewis als het ware helemaal is uitgeknepen
door zijn Engelse en Amerikaanse uitgevers. In 1990 verscheen misschien wel
voor het laatst een boekje – de bundel Christian Reunion – waarin een
stuk stond dat nog nooit eerder was verschenen.
Afgezien van de ontelbare brieven die Lewis schreef, lijkt alles wat
maar enigszins publicabel is nu wel te zijn gepubliceerd.
Als om dit
heugelijke feit te vieren is de Engelse uitgever, HarperCollins, nu op de markt
gekomen met een 940 pagina’s tellend boek C. S. Lewis: A Companion and
Guide, geschreven door Walter Hooper.
De auteur is
geboren en getogen in het zuiden van de Verenigde Staten, waar hij theologie
studeerde en vervolgens (net als Lewis) universitair docent Engelse literatuurgeschiedenis
werd. Hij leerde Lewis door zijn boeken kennen, schreef hem in 1954 voor het
eerst een brief, en ging in juni 1963 naar Oxford om hem te ontmoeten. Lewis
sukkelde toen al jaren met zijn gezondheid, en kreeg in juli zelfs een hartaanval.
Daarna, en trouwens ook daarvoor al, had hij grote behoefte aan een secretaris.
Al vlug begon Walter Hooper als zodanig te functioneren en hij zou daar
ongetwijfeld nog lang mee zijn doorgegaan, als Lewis niet kort daarop was
overleden.
Maar Hooper bleef
in Oxford. Hij kwam in vaste dienst bij de erven C. S. Lewis en hun
uitgever, werd mede-auteur van de eerste Lewis-biografie, en bezorgde vrijwel
alle postuum verschenen boeken. Hij is nu vijfenzestig, en is onlangs begonnen
met wellicht zijn laatste en tevens grootste project: een driedelige uitgave
van de brieven van Lewis. Hooper zelf krijgt nu ongeveer vijftienhonderd
brieven per jaar van Lewis-lezers over de hele wereld, en hij is een dankbaar
gebruiker van zijn telefonisch antwoordapparaat. Eigenlijk is hij ook allang
aan een secretaris toe.
Over C. S.
Lewis wordt zo veel geschreven dat het allang niet meer bij te houden is. In
het begin van de jaren zeventig verscheen er een boek van ruim driehonderd
bladzijden met alleen maar titels en korte samenvattingen van boeken en
artikelen over Lewis. In 1993 verscheen een vervolg van dezelfde omvang. Ook
bestaan er diverse tijdschriften en een paar jaarboeken die geheel of
gedeeltelijk aan hem gewijd zijn. Toch, of misschien juist met het oog op deze aanhoudende
stroom van publicaties, is het monumentale nieuwe boek van Walter Hooper een
belangrijke aanwinst.
De verdienste
van deze Companion and Guide is dat de enorme hoeveelheid kennis die
zich in het hoofd van Walter Hooper heeft opgehoopt nu voor een belangrijk deel
toegankelijk is geworden. Het boek bestaat uit zes grote afdelingen: (1) een
levensbeschrijving in 120 bladzijden, gevolgd door een chronologisch overzicht;
(2) uitvoerige samenvattingen van bijna alle boeken van Lewis (waarbij helaas The
Allegory of Love zonder opgaaf van redenen wordt overgeslagen), telkens
voorafgegaan door de directe aanleiding of achtergrond van het ontstaan van het
boek in kwestie, en gevolgd door een greep uit de recensies bij verschijning;
(3) “Key Ideas”: een overzicht van het gedachtengoed van Lewis aan de hand van
alfabetisch gerangschikte trefwoorden; (4) “Who is Who”: zevenenvijftig korte
levensbeschrijvingen van allerlei mensen die in enigerlei betrekking tot Lewis
stonden, variërend van zijn tuinman Fred Paxford tot de dichter T. S. Eliot;
(5) “What is What”: een bespreking van instituten, genootschappen, gebouwen en
nog veel meer aan de hand van eenentachtig trefwoorden; en (6) een uitputtende
bibliografie van alles wat van Lewis in druk verschenen is; met aan het slot
een index van 54 bladzijden.
Dit alles wordt
gebracht in een meestal zeer bescheiden, zakelijke stijl – Walter Hooper zet de
dingen letterlijk “op een rijtje” zodra dat van pas komt – en met een minimum aan
commentaar, maar toch met ruime aandacht voor anekdotes. De citaten uit het
werk en de brieven van Lewis variëren van zeer kort tot zeer lang, en zijn
bijna altijd onverbeterlijk goed gekozen. Het brein van Walter Hooper overtreft
op dit punt waarschijnlijk iedere cd-rom.
Niet dat alle
geboden informatie deze vastlegging zonder meer waard is. Vooral in de
afdelingen “Who is Who” en “What is What” lijkt het einde soms zoek. De bontjas
van Lewis’s vrouw, Joy Davidman, ging na haar dood naar haar vriendin Katharine
Farrer, die hem uiteindelijk weer aan haar dochter Caroline gaf, die hem pas in
1992 afdankte. Het geboortehuis van Lewis werd gebouwd door een oom, “Thomas
Keown (1860–1935), een bankier uit Belfast die later verzekeringsagent werd.”
Bij dit soort feiten is onthouding van commentaar niet moeilijk, want er lijkt
geen ander commentaar mogelijk dan dat deze gegevens eigenlijk wel verloren
mogen gaan.
Allerlei dingen
in dit boek zijn, inderdaad, “niet zonder meer” van belang. Er is echter wel
“meer”. Er komen vooral steeds meer boeken over Lewis. Hoeveel mensen zouden er
al gedachten hebben ontwikkeld en opgeschreven over wat Lewis “bedoelde” met de
Narnia-verhalen? Het is maar goed dat alle noodzakelijke grondstoffen voor
zulke gedachten, namelijk alle dingen die Lewis zelf over het schrijven van
deze boeken zei en alle feiten en data die redelijkerwijs met het ontstaan, de
uitvoering, illustraties en verschijning van die boeken in verband kunnen
worden gebracht, nu voor iedere geïnteresseerde binnen handbereik zijn. De
overtollige details zijn nog het best te beschouwen als een soort “nul achter
de komma”, een buffer van feitelijkheid rond de feiten van meer belang.
Interessanter
dan de lotgevallen van een bontjas is bijvoorbeeld het feit dat Lewis een
gebedsgenezer, een anglicaans priester, bij het ziekbed van zijn vrouw riep,
een ziekbed dat haar sterfbed leek te worden. Hij vroeg hem bovendien hun
huwelijk in te zegenen want dat was nog steeds niet gebeurd. Hoe licht ontstaat
niet de verleiding om hier iets over te zeggen, en om iets over Lewis te
zeggen, en misschien zelfs zijn boeken met een andere bril te gaan lezen, op
grond van een reeds bestaande, niet aan dit geval ontleende voorstelling van
gebedsgenezers. Maar wat heeft Walter Hooper gedaan: Hij heeft die man, Peter
Bide, gevraagd hoe de vork in de steel zat en diens nogal ontnuchterende
verslag afgedrukt. Daarna volgt alleen nog een korte schets van het verdere
leven van Peter Bide, afgesloten met “He now lives in Boxgrove, West Sussex.”
Het is best
mogelijk, en het is in elk geval te hopen, dat op deze manier verder veel
gezwets over Lewis voorkomen wordt. De laatst verschenen publicatie over Lewis
in het Nederlands is een artikel in de bundel Ontijdige bespiegelingen
(Kok-Agora 1996) van Robert Lemm Dit artikel getuigt van het begin tot het
einde van gebrek aan kennis van het onderwerp en er staat dan ook bijna geen
zinnig woord in. Aan het slot blijkt dat dit stuk gebaseerd is op de
Lewis-biografie uit 1990 van de briljante veelschrijver A. N. Wilson (een soort
Engelse Maarten ’t Hart). Wilson heeft met dat boek veel bewondering geoogst,
en veel geld verdiend, maar het blijkt bij nader toezien knoeiwerk te zijn –
een goedkope psychologische theorie, geïllustreerd door een janboel van
verdraaide feiten en op smaak gebracht met onthutsend primitieve roddelpraat.
Het boek van
Wilson heeft overigens, anders dan veel andere boeken over Lewis, wel de
verdienste dat het bijna even goed leesbaar is als het werk van Lewis zelf. Wat
er in al die andere boeken staat, zal wel nooit iemand te weten komen want
zoals gezegd, de literatuur is niet meer bij te houden. Het is maar goed dat er
in deze zee nu een baken is opgericht door Walter Hooper, die waarschijnlijk
alle Lewis-commentators overtreft in kennis van zaken.
Nederlands Dagblad, 24 januari 1997
* Zie op deze website de pagina Lewis in het
Nederlands voor een bijgewerkt overzicht van Lewis-vertalingen.