Twaalf TRIJNTJE FOP-imitaties

door Arend Smilde

 

naar het voorbeeld van Kees Stip (19132001)

 


 

 

 

OP EEN BEO

 

Een beo koos voor Kensington

als plaats waar zijn project begon

om, door maar ieders lof te zingen,

tot de beau-monde door te dringen.

Hij faalde in geheel Groot-Londen

maar leeft nu in de beo-monde.

 

 

 

OP EEN BIJ

 

Een bij te Bijsterveld weet goed

hoe zij de klemtoon leggen moet

bij voornaamwoorden als daar zijn

me, mij, je, jij, en m’n en mijn.

‘Mijn eigen soortnaam’, giechelt zij,

‘klemtoon ik dan ook altijd bij.’

 

 

 

OP EEN GANS

 

Een gans had lange tijd te Weert

voor ganzentheoloog geleerd

waarna zijn baan als predikant

hem snel werd afgenomen want

zijn preken gingen altijd maar

alleen over Gans Wonderbaar.

 

 

 

OP EEN GEKKO

 

Een gekko schreef te Stadskanaal

als eerste iets in gekko-taal

en daar toch nooit een ander wezen

dan weer een gekko het zou lezen

begon hij zo: ‘Is het niet fijn

dat wie dit lezen gekko zijn?’

 

 

 

OP EEN HOOGLANDER

 

Een Schotse hooglander te Harris

weet niet hoezeer hij in de war is

als hij sigarepeuken van

zijn Schotse baas opeet en dan

niet zonder trots zegt: ‘Kinders, weet

dat ik steeds wat de Schot paft eet.’

 

 

 

OP EEN LEESBEEST

 

Een gitzwart leesbeest sprak te Gestel

zijn kapper toe: ‘Meneer, ik nestel

mij Nietzsche lezend in uw stoel

met blondheid als voorlopig doel

opdat ik zonder vrees of blaam

“het Blonde Leesbeest” draag als naam.’

 

 

 

OP EEN LOOPEEND

 

Een loopeend sprak te Ermeloo

nooit enig woord met dubbel-o.

Een boekverkooper daar ter stede

bracht hem weleens in moeilijkheden

maar ʼt mooiste kwam als hij zijn gade

vroeg voor een potje po’tjebaden.

 

 

 

OP EEN MANDRIL

 

Te Meeuwen kijkt mevrouw Mandril

met afgunst naar een rasdikbil.

Mandrillebilmasseusenvlijt

en dure billenverf ten spijt

hoort men haar dikwijls nijdig schreeuwen:

‘Ze noemen mij nooit meer Miss Meeuwen.’

 

 

 

OP EEN MUG

 

Een mug uit Luik hing aan de lip

van Neêrlands puntdichter Kees Stip

en stelde voor het dichtersleven

voortaan tezamen vorm te geven.

Een samengaan van Stip en Mug

leek echter Stip een beetje stug.

 

 

 

OP EEN PAASHAAS

 

Een paashaas raakte eens te Windhoek

zijn dochterlief en enigst kind zoek.

Een windhond had het wicht geschaakt

en met succes het hof gemaakt.

Hun bastaards hebben hun terecht

paashazewindeieren gelegd.

 

 

 

OP EEN PAD

 

Een pad kwam ergens bij Elat

veel auto’s tegen op zijn pad

waarvan er één even bleef staan.

De pad sprong op in wilde waan –

‘Zo’n stelling noem ik minstens pat!’

gilde hij nog. Toen ging hij plat.

 

 

 

OP EEN WATERRAT

 

Te Keulen had een waterrat

ten onrechte begrepen dat

het pianostuk van Debussy

‘La Cathédrale engloutie’

een aanwijzing behelsde om

de Keulse kathedraal (de Dom)

te inunderen, nu of later,

met oceanen van Keuls water.